Toen verschrikte de koning Belsazar zeer, en [32]zijn glans werd aan hem veranderd, en [33]zijn geweldigen werden verbaasd.
32. Zie boven vs.6.
33. Omdat deze mede schuld hadden aan verscheidene zonden van den koning, daarom moesten zij ook de straf mede dragen. Ook heeft God de Heere gewild dat hun dit mede aan het hart zou treffen, opdat door hen dit wonder in alle koninkrijken en landen zou verkondigd worden.